-
1 coup de fourchette
I1) кусок (количество пищи, которое можно захватить за один раз вилкой)Devant ces gaillards aux dents longues qui, en trois coups de fourchette, allaient nettoyer ses réserves et celles de la tante, Vancouteren comprit pourquoi l'auteur de Robinson fait échouer son héros dans une île plantée de cocotiers et non sur un atoll aride. (J. Fréville, Plein vent.) — При виде этих прожорливых молодцов, съевших в два счета все запасы его и тетки, Ванкутерен понял, почему автор Робинзона забросил своего героя на остров, покрытый кокосовыми пальмами, а не на пустынный атолл.
2) большой аппетит, прожорливость... la mère Cotrone décida qu'il emporterait son déjeuner à l'usine. - Comme ça t'auras pas l'occasion d'enrichir les bistrots! D'abord, avec ton coup de fourchette, t'en aurais pour dix balles à chaque coup, soixante francs par semaine. (J. Fréville, Pain de brique.) —... мамаша Котрон решила, что он будет брать с собой завтрак на завод. - И трактирщики на тебе не разживутся! Ведь с твоим аппетитом это тебе бы обошлось в десять франков за раз, - шестьдесят франков в неделю.
Pradonet regarde avec admiration le fakir. Qu'est-ce qu'il a comme coup de fourchette. Il dévore. (R. Queneau, Pierrot mon ami.) — Прадоне с восхищением смотрит на факира. Что это за обжора. Он не перестает глотать.
3) вор. жарг. ловкая карманная кража; жульническая операцияII аргоDictionnaire français-russe des idiomes > coup de fourchette
-
2 coup de fourchette
сущ.общ. аппетитФранцузско-русский универсальный словарь > coup de fourchette
-
3 avoir un coup de fourchette
(avoir un (joli) coup de fourchette [тж. être une belle / bonne, или sacrée fourchette])обладать отличным, завидным аппетитом; быть обжорой, гурманомJ'ai un indiscutable coup de fourchette, mais sélectif, exclusif. Je n'ai jamais compris le peu d'attention qu'accordent les psychologues, psychiatres, psychanalystes et autres Diafoirus de l'âme, aux dégoûts alimentaires des uns et des autres. (M. Tournier, Les Météores.) — Я безусловно гурман, но весьма прихотлив и разборчив. Мне всегда было непонятно, как мало внимания уделяют психологи, психиатры, психоаналитики и прочие целители человеческих душ вкусовым идиосинкразиям к определенным видам пищи.
Sa Majesté avait mangé quatre beaux pigeons aux petits pois à son déjeuner... Les fils de Saint Louis sont de sacrées fourchettes. (L. Aragon, La Semaine Sainte.) — Его величество скушал четырех отборных голубей с зеленым горошком за завтраком... У потомков Людовика Святого отличный аппетит.
Dictionnaire français-russe des idiomes > avoir un coup de fourchette
-
4 avoir un joli coup de fourchette
avoir un joli coup de fourchetteDictionnaire français-néerlandais > avoir un joli coup de fourchette
-
5 donner un coup de fourchette à qn.
donner un coup de fourchette à qn.Dictionnaire français-néerlandais > donner un coup de fourchette à qn.
-
6 avoir un bon coup de fourchette
разг. есть за двоих, уписывать за обе щекиDictionnaire français-russe des idiomes > avoir un bon coup de fourchette
-
7 fourchette
fourchette [fuʀ∫εt]feminine nounb. ( = amplitude) fourchette d'âge age bracket* * *fuʀʃɛt1) ( de table) fork2) ( gamme) (de prix, température) range; (de revenus, d'âge) bracket••avoir un bon coup de fourchette — (colloq) to have a hearty appetite
* * *fuʀʃɛt nf1) (= ustensile) fork2) fig bracket* * *fourchette nf1 ( de table) fork; fourchette à gâteau/poisson cake/fish fork; ⇒ manier;2 ( gamme) (de prix, température, fluctuation) range; (de revenus, d'âge) bracket; dans une fourchette comprise entre 1 000 et 1 800 euros in a price range of 1,000 to 1,800 euros; la fourchette des 25-34 ans the 25-34 age bracket; fourchette supérieure d'imposition higher tax bracket; fourchette horaire period;avoir un bon coup de fourchette○ to have a hearty appetite.[furʃɛt] nom féminin1. [pour manger] fork2. [écart] bracket3. ANATOMIE -
8 fourchette
[fuʀ̃ʃɛt]Nom féminin (pour manger) garfo masculino* * *fourchette fuʀʃɛt]nome feminino1 garfo m.coup de fourchettegarfadafourchette à poissongarfo de peixeser um bom garfocomer depressaos dedos da mão -
9 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
10 fourchette
f -
11 coup
mcoup d'audace — см. acte d'audace
- coup bas- coup dur- coup sec- bon coup- à coup- à coups- du coup -
12 fourchette
f1) вилка••avoir un joli [un bon] coup de fourchette — любить поестьle déjeuner à la fourchette — плотный завтрак( с мясным блюдом)2) вилообразное раздвоение; вилка, вилочка, дужка5) воен. разг. штыкaller à la fourchette — идти в штыкиprendre en fourchette — брать в вилку7) перен. вилка, разрыв; расхождение; пределы от... и до...8) вилка ( в карточной игре) -
13 fourchette
n. f.1. (mil.): 'Pig-sticker', bayonet.2. 'Paw', 'mitt', hand. Manger avec la fourchette du Père Adam: To eat with one's fingers.3. 'Diver', 'snitch', pickpocket.4. Avoir un bon coup de fourchette: To 'ply a good knife and fork', to be a hearty eater.5. Jouer de la fourchette: To tuck into one's food with enthusiasm.6. Coup de fourchette (All-in wrestling): Index-and-middle-finger prong attack directed at the opponent's eyeballs.7. Avoir avalé sa fourchette: To be 'as stiff as a poker', to sit up in a frozen prim and proper attitude. -
14 fourchette
f. (de fourche et -ette) 1. вилица; fourchette а escargots, а huîtres вилица за охлюви, стриди; 2. техн. вилка; 3. ключица; ядец (у птица); 4. в. арго щик; 5. икон. отклонение между две крайни стойности. Ќ avoir un joli coup de fourchette имам отличен апетит; donner а qqn. un coup de fourchette нар. бъркам с два пръста в очите на някого; la fourchette du père Adam разг. пръстите на ръката; déjeuner а la fourchette хапвам нещо солидно (месо и др.). -
15 fourchette
f1. ви́лка ◄о► (dim. ви́лочка ◄е►);fourchette à salade — ва́лка для сала́та; une fourchette à poisson — ры́бная ви́лка, ви́лка для ры́бы; une fourchette à escargots (à huitres) — ви́лка для ули́ток (для у́стриц); les dents d'une fourchette — зу́бья <зубцы́> ви́лки; une fourchette à deux dents — двузу́бая ви́лка; ● un déjeuner à la fourchette — за́втрак а ля фурше́т; avoir un joli coup de fourchette — облада́ть ipf. хоро́шим аппети́том, име́ть хоро́ший аппети́т; c'est une belle fourchette ∑ — у него́ отли́чный аппети́т; la fourchette du père Adam — пятерня́fourchette à dessert — десе́ртная ви́лка;
2. os ви́лка, ду́жка, ◄е►; ключи́ца (oiseaux)3. (balistique) ви́лка;prendre en fourchette — захва́тывать/ захвати́ть в ви́лкуl'écart de la fourchette — ширина́ ви́лка;
-
16 coup
siempre tocaacusar el golpetener buen dientedarle a alguien un vuelco el corazónencajar un golpeestar en la onda / estar en el rollo / estar en el ajo / estar en el loroestar para un polvotener un plan / salirle a uno un planlas carga el diablo.Exemple donné par M. Seco ( Diccionario fraseológico): " Una pistola es muy peligrosa, las carga el diablo " (sous-entendu: c'est le diable en personne qui charge les armes).estar carroza ( croulant: matusa [de "Matusalén"] / carca / carroza)Dictionnaire Français-Espagnol des expressions et locutions > coup
-
17 fourchette
-
18 fourchette
(f) вилка♦ au hasard de la fourchette наудачу, как попало♦ avoir avalé sa fourchette быть надменным♦ être une belle fourchette; ▼ avoir un joli coup de la fourchette любить поесть♦ prendre en fourchette захватить (противника) в вилкуСовременная Фразеология. Русско-французский словарь > fourchette
-
19 bon coup
-
20 la fourchette du père Adam
Dictionnaire français-néerlandais > la fourchette du père Adam
См. также в других словарях:
Avoir un bon coup de fourchette — ● Avoir un bon coup de fourchette avoir un grand appétit, être gros mangeur … Encyclopédie Universelle
fourchette — [ furʃɛt ] n. f. • 1313; de fourche 1 ♦ Ustensile de table (d abord à deux, puis à trois, quatre dents), dont on se sert pour piquer les aliments. La fourchette, la cuillère et le couteau. ⇒ 1. couvert. Fourchette à dessert, à gâteaux. Fourchette … Encyclopédie Universelle
coup — [ ku ] n. m. • colp 1080; lat. pop. colpus, class. colaphus, gr. kolaphos I ♦ 1 ♦ Mouvement par lequel un corps vient en heurter un autre; impression (ébranlement, bruit...) produite par ce qui heurte. ⇒ choc, ébranlement, heurt, tamponnement.… … Encyclopédie Universelle
fourchette — (four che t ) s. f. 1° Ustensile de table à trois ou quatre dents dont on se sert pour prendre les morceaux dans son assiette, pour découper les pièces, etc. Manger avec une fourchette. • Le [faux] marquis fut arrêté à Bayonne chez Dudencourt … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
fourchette — n.f. Avoir une bonne fourchette, un bon coup de fourchette, un grand appétit. / La fourchette du père Adam, les doigts (pour manger). / À la fourchette, à la main. / Coup de fourchette, coup donné dans les deux yeux avec l index et le majeur … Dictionnaire du Français argotique et populaire
coup — n.m. Tirer un coup, éjaculer. C est un coup, c est une fille sexuellement douée. Je vais te présenter un de mes anciens coups, une ancienne maîtresse. Un bon coup peut aussi s employer au figuré ; d un sportif, on dira : C est un bon coup. Boire… … Dictionnaire du Français argotique et populaire
Fourchette (Jeu D'échecs) — Fourchette (jeu d échecs) … Wikipédia en Français
Fourchette (jeu d'echecs) — Fourchette (jeu d échecs) … Wikipédia en Français
Fourchette (jeu d'échecs) — Fourchette (jeu d échecs) … Wikipédia en Français
Fourchette d'exposition — Cet article fait partie de la série Photographie … Wikipédia en Français
Fourchette (échecs) — Cet article utilise la notation algébrique pour décrire des coups du jeu d échecs … Wikipédia en Français